Het coachingsgesprek

Coaching van medewerkers heeft een belangrijke plaats in het werken volgens de methodiek Gezin Centraal. Femke van Krimpen is behandelcoördinator bij Oosterpoort in Oss en heeft regelmatig coachingsgesprekken met haar medewerkers. Onlangs kwam een zeer ervaren gezinshulpverlener bij haar met een coachingsvraag over een gezin – moeder en puberdochter – waar het maar niet lukte om hen in beweging te krijgen. De moeder vond dat er van alles moest veranderen, vooral aan het gedrag van haar dochter, en verwachtte van de hulpverlener de oplossing: ‘Zorg jij maar dat het gebeurt!’ De hulpverlener ging hard aan het werk door met het gezin doelen en werkpunten te formuleren, afspraken te maken, maar toen ze de volgende keer in het gezin kwam was er geen enkele afspraak nagekomen. Vervelend natuurlijk, maar wat de hulpverlener het lastigst vond, was dat ze ook gefrustreerd en geïrriteerd raakte door de moeder.

In de coachingsgesprekken ging Femke met deze hulpverlener op zoek naar waar haar irritatie vandaan kwam. Wat deed deze moeder waardoor de hulpverlener zo gefrustreerd en geïrriteerd raakte? Ze had wel vaker met gezinnen gewerkt die moeilijk in beweging kwamen. Maar hoe ze ook zochten, ze kwamen er aanvankelijk niet uit. Gelukkig had de hulpverlener ook gezinnen waar het wél goed ging en waar het lukte om een samenwerkingsrelatie op te bouwen. Zo was er een gezin waar al de nodige hulpverleners op vastgelopen waren en waar zij het net van een collega had overgenomen. Wat deed ze in dit gezin waardoor het wél lukte? In de coaching ontdekten ze dat dit vooral met haar houding te maken had. In dit gezin was ze oprecht nieuwsgierig en stelde ze veel vragen: Wat wilde het gezin? Hoe hadden ze dit eerder voor elkaar gekregen? Hoe zag het eruit als het goed ging? Door deze houding voelden de gezinsleden zich aangemoedigd om zelf aan het werk te gaan en de problemen in hun gezin aan te pakken.

Vervolgens nam de hulpverlener deze houding ook aan bij ‘de moeilijke moeder’ en haar dochter. In plaats van zich heel verantwoordelijk te voelen ging ze wat meer achterover leunen. In plaats van te sturen ging ze vragen stellen en nog meer vragen stellen. En wonderwel kwamen de moeder en haar dochter in beweging. Het mooiste was nog wel dat de moeder bij het afsluiten van de hulpverlening tegen haar zei dat ze hen zo goed geholpen had.

Kwaliteitsmetingen – Hoe gezinsgecentreerd werk je eigenlijk?

Het kenniscentrum  heeft een kwaliteitsmonitor ontwikkeld: de monitor Gezin Centraal. Hiermee brengt een hulpverlener aan het begin en einde van een begeleiding samen met een gezin de gedragsproblemen en opvoedingsbelasting in kaart. Daarnaast vullen professionals en ouders (afzonderlijk) gedurende de begeleiding vragenlijsten in. Deze vragenlijsten gaan over de toegepaste interventies en over de tevredenheid van ouders over de samenwerking. Het blijkt dat het gebruik van deze lijsten professionals helpt om methodischer te werken. De monitor was tot voor kort alleen beschikbaar voor ambulant begeleiders, maar sinds januari 2016 ontwikkelt ons kenniscentrum interventievragenlijsten voor gebruik tijdens residentiële opnamen van kinderen en jongeren.

Het doel van deze vragenlijsten is om ook professionals in de residentie te stimuleren om gezinsgecentreerder te werken en dit vast te houden. Het meten van interventies is in een residentiële setting complexer dan in ambulante trajecten. Het gaat zowel om het betrekken van het gezin bij het verblijf van hun kind op de groep als om het managen van groepsprocessen en het werken aan doelen van alle jeugdigen op de groep. Samen met de instellingen Jarabee (Twente) en Oosterpoort (Noord-Brabant) hebben we eerste conceptversies van de residentiële interventielijsten uitgetest. Voor de residentiële monitor zijn er inmiddels twee lijsten: Gezinsgecentreerd werken op de groep en Interventieverslag Pedagogisch Medewerkers. Op de vragenlijst Gezinsgecentreerd werken op de groep vullen de pedagogisch medewerkers per gezin in hoe gezinsgecentreerd er met een gezin op de groep wordt gewerkt. In het Interventieverslag Pedagogisch Medewerkers rapporteren ze over hun diensten en welke methodische elementen ze daarin hebben gebruikt. Over beide vragenlijsten waren de gebruikers in de testperiode enthousiast. Vanaf september gaan we bij Jarabee de vragenlijsten in een pilot uittesten.

Residentiële groepen die interesse hebben in deze vragenlijsten kunnen contact met ons opnemen via  info@gezincentraal.nl

 

Gezin Centraal bij cliënten met een (licht) verstandelijke beperking, wat maakt het verschil?

Sinds 2015 is het de taak van gemeenten om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen door hen ondersteuning te bieden in hun leefomgeving (wet maatschappelijke ondersteuning, 2015). Participatie en zelfredzaamheid staan hierbij centraal. Voor het concreet inhoud geven aan de termen participatie en zelfredzaamheid heeft Frion, een organisatie die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking, de hulp van Buro Bolt / Gezin Centraal ingeschakeld. Wat vinden de ambulant werkers van Frion wat Gezin Centraal hen gebracht heeft?

Als belangrijkste werkzame factor noemen de ambulant begeleiders de voortdurende focus op succes bij Gezin Centraal: “Juist met onze cliënten, die vaak horen wat ze niet goed doen, vaak een gevoel van falen hebben, is dit een zeer werkbaar bestanddeel”. De op succes en vooruitgang gerichte basishouding wordt gestimuleerd en versterkt doordat collega’s elkaar coachen. Hierbij worden de oplossingsgerichte vraagtechnieken, die bij deze houding passen, geregeld geoefend in het team. Collega’s coachen elkaar aan de hand van vragen als: Wat werkt er wel? Wat is de vooruitgang? En wat heb jij gedaan om dit resultaat te bereiken?

Ook het werken met een concrete aanzet tot beweging (CAB) aan het einde van elk gesprek is een vondst voor de werkers. “Het is eigenlijk zo’n simpel gegeven, dat we daar niet eerder aan hebben gedacht”. Aan het eind van elk gesprek wordt datgene wat besproken is samengevat door vragen te stellen als: Waar hebben we over gesproken en wat ben je van plan te gaan doen? Deze werkwijze ordent, structureert en zet cliënten in beweging.

Het bewust inschatten en beïnvloeden van de samenwerkingsrelatie is een bekend begrip uit het oplossingsgericht werken en heeft een centrale plek gekregen in alle ambulante begeleidingen bij Frion. De achterliggende gedachte is dat je als professional voortdurend de juiste weg zoekt om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de hulpvragen van de cliënt. De cliënten ervaren dat ze regie hebben over waar ze aan willen werken en waarbij ze worden gecoachd. Het geeft ruimte om cliënten te helpen zelf oplossingen te bedenken die passen bij hun dagelijks leven. Deze werkwijze vraagt lef en bekwaamheid van professionals om de controle enigszins los te laten.

Een mooi voorbeeld hiervan is de licht autistische cliënt waarbij zorgen waren over zijn ongezonde eetpatroon. Meerdere pogingen om hem te leren gezonder te koken mislukten. Kennelijk vindt hij het niet belangrijk om gezond te eten, was de aanname van de begeleiding. De begeleidster besloot vanuit de niet-wetenhouding met de man in gesprek gegaan. Hoe zag hij het zelf? De aanname dat hij gezond eten niet belangrijk vond bleek niet te kloppen. Het erkende dat hij niet gezond at, maar hij wilde het eigenlijk graag anders. Sterker nog: hij wilde graag dat de begeleidster hem hielp bij het bezoeken van een instelling waar goedkope maaltijden te krijgen waren. Die instelling had hij zelf al gevonden maar hij vond het vooral lastig om daar voor de eerste keer heen te gaan. Kortom hij had zijn eigen oplossing al lang bedacht en welke ondersteuning hij daarbij kon gebruiken. Het bleek echter een andere oplossing te zijn dan de ondersteuners in eerste instantie voor hem bedacht hadden.

Een projectgroep van Frion heeft alle werkzame bestanddelen verzameld en beschreven in een handleiding. Participatie en zelfredzaamheid? Het team van Frion heeft ondervonden dat het Gezin Centraal hier concrete handvatten voor biedt. Momenteel wordt er geëxperimenteerd met onderlinge coaching binnen de zelfsturende teams op een parallelle manier. Voortdurende reflectie op eigen handelen maakt de eigen werkwijze efficiënter en effectiever. Het veranderingsproces is dus nog in volle gang. Centraal hierbij is het motto: “Als er een wind van verandering waait, bouwen sommigen windschermen en anderen windmolens”. Veranderingen hoeven niet groot, nieuw en ingrijpend te zijn. Frion hanteert het principe om verandering via een geleidelijke weg te realiseren door de reeds aanwezige krachten en successen meer bewust in te zetten en uit te bereiden.

Heb jij ook ervaring met het werken middels de uitgangspunten van Gezin Centraal met cliënten / gezinnen met een (licht) verstandelijke beperking? Of heb je vragen hoe je dit zelf vorm kan geven? Mail naar info@gezincentraal.nl

Gezin Centraal in het MPG-onderzoek

Elke professional in de jeugdsector heeft de wens dat zijn of haar hulpverlenend handelen aantoonbaar verschil maakt voor de jongeren en gezinnen die ze begeleiden. Maar hoe kun je weten of dat datgene wat je doet ook echt werkt? Wel of niet evidence-based werken is geen discussie meer in de jeugdzorg. De vraag is eerder hoe dit vorm kan krijgen in de praktijk.

Momenteel is een breed scala aan hulpprogramma’s of interventies voor specifieke doelgroepen of problemen op het gebied van jeugd- en gezinshulp die erkend zijn en daarom opgenomen in de databank effectieve interventies (DEI), die door het NJi wordt beheerd. Het zijn er nu 220 en daar zal het niet bij blijven.

Behouden we met deze veelheid aan programma’s het overzicht nog? Hoe moeten bestuurders bepalen welk programma ingekocht zou moeten worden om de jeugdhulp in hun gemeente of regio op peil te houden.

In de sector is de roep om het aantal ‘interventies’ in te dikken. Deze indikwens heeft geleid een onderzoek naar interventies voor gezinnen met zware opvoedproblemen en multiprobleemgezinnen, dat vanaf medio 2016 van start gaat. In de wandelgangen het MPG-onderzoek genoemd.

Acht interventies die zich bezighouden met deze doelgroep, die reeds onderzoek gedaan hebben en zijn opgenomen in de DEI vormen het uitgangspunt. Gezin Centraal is, en dat melden we niet zonder trots, een van die programma’s. De andere programma’s zijn: IAG, FF, MST, PMTO, MDFT, 10 voor Toekomst en Triple P niveau 4-5. Het onderzoek heeft als doelstelling om de werkzame gemeenschappelijke elementen te vinden in het handelen van professionals binnen deze programma’s. Het eindresultaat is, naar we hopen, kennis over wat er precies bij welke cliënten en hulpvragen, wel en niet werkt. Niet op programma- maar op handelingsniveau. De vraag wat dat gaat betekenen voor de verdere ontwikkeling van evidence-based werken in de jeugdsector is een zeer boeiende.

Het onderzoek wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen Universitair Medisch Centrum Groningen, het Nederlands Jeugdinstituut, Praktikon en de Radboud Universiteit Nijmegen, in samenwerking met instellingen en kenniscentra in Nederland die één of meerdere van de acht interventies aanbieden.

Buurtteams Utrecht in training

Zo’n 120 jeugd- en gezinswerkers uit de gemeente Utrecht hebben de training ‘leidende principes’ van Gezin Centraal gevolgd. De jeugd- en gezinswerkers vormen de buurtteams van de gemeentelijke afdeling Jeugd en Gezin.

In de training vertaalt Gezin Centraal de algemene principes die leidend zijn voor de basiszorg naar uitvoering van hulp in de praktijk en naar methodisch handelen. Denk hierbij aan principes als: normaliseren, transparantie, veiligheid voorop, eigen kracht en regie bij het gezin. Intussen zijn er zes trainingen afgerond. Ook begeleidt Gezin Centraal vier interne trainers in opleiding. Zij geven samen met de medewerkers van Gezin Centraal de trainingen. De volgende stap is implementatie en borging. De jeugd- en gezinswerkers reflecteren op aanpak en resultaat en volgen teamcoaching.